Lasforum

Lassen algemeen => Normen => Topic gestart door: Dimitri De Spiegeleer op 14 februari 2011, 00:29:34

Titel: Referentienummers en definities lasfouten conform NEN-EN-ISO 6520-1: 2007
Bericht door: Dimitri De Spiegeleer op 14 februari 2011, 00:29:34
De NEN-EN-ISO 6520-1 geeft alle definities voor lasfouten. De originele norm (ISO 6520-1) geeft echter de definities enkel in de Engelse, Franse en Duitse taal. Wel is er een Nederlands voorwoord geschreven waarin de belangrijkste termen vertaald zijn.
In onderstaand overzicht heb ik verzocht om een zo goed mogelijke Nederlandstalige definitie te geven bij de verschillende termen welke in het Nederlandse voorwoord zijn gegeven alsmede de sub termen zoals aangegeven in tabel 1 van de officiλle ISO 6520-1. Daarnaast zal ik binnenkort hier en daar waar nodig tekeningen toevoegen om het geheel te verduidelijken.


Groep 1, Scheuren
100 – Scheur (crack)
Fout veroorzaakt door locaal bezwijken in vaste toestand, welke kan worden veroorzaakt door het afkoelen of aanwezige spanningen
1001 – Microscheur (microcrack)
Scheur welke alleen waarneembaar is d.m.v. een microscoop

101 – Langs scheur (longitudinal crack)
Scheur welke parallel loopt aan de lasrichting
1011 – langs scheur in de las
1012 – langs scheur op de smeltlijn
1013 – langs scheur in de door warmte beοnvloedde zone
1014 – langs scheur in het basismateriaal

102 – Dwars scheur (transverse crack)
Scheur haaks op de lasrichting
1021 – dwars scheur in de las
1023 – dwars scheur in de door warmte beοnvloedde zone
1024 – dwars scheur in het basismateriaal

103 - Stervormige scheuren (radiating cracks)
Meerdere scheuren startend vanuit ιιn punt
1031 – stervormige scheur in de las
1033 – stervormige scheur in de door warmte beοnvloedde zone
1034 – stervormige scheur in het basismateriaal

104 – Kraterscheur (crater crack)
Scheur aanwezig in de eindkrater van een lasrups
1045 – kraterscheur in langsrichting
1046 – kraterscheur in dwarsrichting
1047 – stervormige kraterscheur

105 - Opeenhoping van scheuren (Group of disconnected cracks)
Een groep van niet verbonden scheuren in willekeurige richting
1051 – groep scheuren in de las
1053 – groep scheuren in de door warmte beοnvloedde zone
1054 – groep scheuren in het basismateriaal

106 - Vertakte scheur (branching crack)
Een groep van verbonden scheuren startend vanuit de zelfde scheur
1061 – vertakte scheuren in de las
1063 – vertakte scheuren in de door warmte beinvloedde zone
1064 – vertakte scheuren in het basismateriaal


Groep 2, Holten
200 – Holte (cavity)

201 – Gasholte (gas cavity)
Holte gevormd door ingesloten gas
2011 – Gasporie (gas pore)
Voornamelijk bolvormige gasholte
2012 – gelijkmatige poreusheid (uniformly distributed porosity)
Meerdere gasholten welke op gelijkmatige afstand van elkaar aanwezig zijn in de las
2013 – nestvormige poreusheid (clustered porosity)
Groep gasholten met een willekeurige geometrische verdeling
2014 – lijnvormige poreusheid (linear porosity)
Meerdere gasholten op ιιn lijn parallel aan de lasrichting
2015 – gaskanaal (elongated cavity)
Lange, niet bolvormige gasholte met de grootste afmeting parallel aan de lasrichting
2016 – verdeeld gaskanaal, wormvormig gaskanaal (worm-hole)
Buisvormige holte in het lasmetaal veroorzaakt door het vrijkomen van gas
2017 – oppervlakte porie (surface pore)
Gasholte zichtbaar aan het oppervlak van de las
2018 – oppervlakte poreusheid (surface porosity)
Porositeit  in het oppervlak van de las

202 – Slinkholte (shrinkage cavity)
Holte veroorzaakt door krimp tijdens het stollen van lasmetaal
2021 – interdendritische slinkholte (interdendritic shrinkage)
Langwerpige slinkholte welke ingesloten gas kan bevatten en gevormd is tijdens het afkoelen tussen de dendrieten. Deze fouten zijn voornamelijk loodrecht op het lasoppervlak te vinden.
2024 – krater (crater pipe)
Slinkholte aan het eind van een lasrups en niet verwijdert voorafgaand aan de volgende laslaag.
2025 – eindkrater (end crater pipe)
Open slinkholte met een gat welke de doorsnede van de las verminderd.

203 – micro-slinkholte (micro-shrinkage)
Slinkholte welke alleen waarneembaar is d.m.v. een microscoop.
2031 – interdendritische micro-slinkholte (interdendritic micro-shrinkage)
Langwerpige micro-slinkholte tussen de dendrieten gevormd tijdens het afkoelen en welke de korrelgrenzen volgt
2032 – transkristallijne micro-slinkholte (transgranular micro-shrinkage)
Langwerpige micro-slinkholte welke dwars door de korrels gaat tijdens het stollen


Groep 3, Vaste insluitsels
300 – Vast insluitsel (solid inclusions)
Vaste vreemde stoffen ingesloten in het lasmetaal

301 – slakinsluitsel (slag inclusions)
Vaste insluitingen in de vorm van slak
3011 – slakinsluitsels op ιιn lijn (linear)
3012 – afzonderlijke slakinsluitsels (isolated)
3013 – slakinsluitsels in een groep (clustered)

302 – poederinsluitsel (flux inclusions)
Vaste insluitingen in de vorm van poeder
3021 – poeder insluitsels op ιιn lijn (linear)
3022 – afzonderlijke poeder insluitsels (isolated)
3023 – poeder insluitsels in een groep (clustered)

303 – oxide-insluitsel (oxide inclusions)
Vaste insluitingen in de vorm van metallische oxiden
3031 – oxide insluitsels op ιιn lijn (linear)
3032 – afzonderlijke oxide insluitsels (isolated)
3033 – oxide insluitsels in een groep (clustered)
3034 – oxidehuid (puckering)
In bepaalde gevallen, speciaal bij aluminium legeringen, opname van de aanwezige oppervlakte oxide in het lasmetaal door een combinatie van onvoldoende gasbescherming en turbulentie.

304 – metallisch insluitsel (metallic inclusion)
Vaste insluitingen in de vorm van vreemde metalen
3041 – Wolfraam (Tungsten)
3042 – Koper (Copper)
3043 – overige metalen (other metals)


Groep 4, Bindingsfout en onvolkomen doorlassing
400 – Bindingsfout en onvolkomen doorlassing (lack of fusion and pentration)

401 – Bindingsfout (lack of fusion)
Onvolledig samensmelten van lasmetaal en basismateriaal of van de afzonderlijke laslagen
4011 – Bindingsfout op de lasflanken (lack of side-wall fusion)
4012 – Bindingsfout tussen de laslagen (lack of inter-run fusion)
4013 – Bindingsfout in de doorlassing (lack of root fusion)
4014 – Micro bindingsfout (micro-lack of fusion)

402 – Onvolkomen doorlassing (incomplete penetration)
Verschil tussen de aanwezige en de vereiste doorlassing
4021 – Onvolkomen doorlassing in de grondlaag (incomplete root penetration)
Eιn of beide zijden in de doorlassing zijn niet gesmolten

403 – Zaagtandvormige doorlassing (spiking)
Extreme niet homogene doorlassing voorkomend bij electronen-straal en laser lassen aanwezig als zaagtandvormig verschijning.


Groep 5, Geometrische afwijkingen
500 – vormafwijking (imperfect shape)
Vormafwijking aan de buitenzijde van de las of afwijkende las geometrie

501 – inkarteling (undercut)
Onregelmatige groef aan de rand van een lasrups in het basismateriaal of in het lasmetaal van een vorige lasrups
5011 – doorlopende inkarteling (continuous undercut)
Inkarteling met een aanzienlijke lengte zonder onderbreking
5012 – onderbroken inkarteling (intermittent undercut)
Korte onderbroken inkarteling aan de rand van een lasrups
5013 – krimpgroeven (shrinkage grooves)
Inkartelingen zichtbaar aan beide zijden van de doorlassing
5014- inkarteling tussen lasrupsen (inter-run undercut)
Inkartelingen in langsrichting tussen verschillende lasrupsen
5015 – plaatselijk onderbroken inkarteling (local intermittent undercut)
Korte inkartelingen, onregelmatig verdeeld, aan de rand of op het oppervlak van lasrupsen

502 – lasoverdikte (excess weld metal)
De overdikte van een stompe las aan sluitlaag zijde is te groot

503 – te bolle hoeklas (excessive convexity)
De overdikte van een hoeklas is te groot

504 – overmatige doorlassing (excessive penetration)
De overdikte van een stompe las aan doorlassing zijde is te groot
5041 – plaatselijke overmatige doorlassing (local excessive penetration)
5042 – doorlopende overmatige doorlassing (continuous excessive penetration)
5043 – volledige doorlassing (excessive melt-through)

505 – onjuist aangevloeide las (incorrect weld toe)
5051 – onjuiste aanvloeihoek (incorrect weld toe angle)
Een te kleine hoek aan de lasnaad overgang tussen het oppervlak van het basis materiaal en het lasoppervlak
5052 – onjuiste aanvloeistraal (incorrect weld toe radius)
Een te kleine straal aan de lasnaad overgang

506 – overbloezing (overlap)
Overmatig niet samengesmolten lasmetaal op het oppervlak van het basis materiaal
5061 – overbloezing van de sluitlaag (toe overlap)
Overmatig niet samengesmolten lasmetaal aan de sluitlaag zijde
5062 – overbloezing van de doorlassing (root overlap)
Overmatig niet samengesmolten lasmetaal aan de doorlassing zijde

507 – uitlijnigheid (linear misalignment)
Uitlijnigheid tussen twee gelaste delen waarbij deze niet in het zelfde vereiste vlak liggen ondanks dat het oppervlak van de delen parallel aan elkaar liggen
5071 – uitlijnigheid bij platen (linear misalignment between plates)
5072 – uitlijnigheid bij pijpen (linear misalignment between tubes)

508 – hoekverdraaiing (angular misalignment)
Uitlijnigheid tussen twee gelaste delen waarbij het oppervlak van de delen niet parallel aan elkaar liggen, of niet in de bedoelde hoek

509 – uitgezakte las (sagging)
Uitzakken van de las door de zwaartekracht
5091 – uitzakken van de lassen in de horizontale laspositie (sagging in the horizontal position)
5092 – uitzakken van lassen in de onder de hand en boven het hoofd laspositie (sagging in the flat or overhead position)
5093 – uitzakken van een hoeklas (sagging in a fillet weld)
5094 – uitzakken (smelten) aan de rand van de las (sagging (melting) at the edge of the weld)

510 – doorbranding (burn-through)
Wegvallen van het smeltbad resulterend in een gat in de las

511 – onvolledige lasnaadvulling (incompletely filled groove)
Doorlopende of onderbroken groeven in het oppervlak van een las door onvoldoende neergesmolten lasmetaal

512 – overmatige asymmetrische hoeklas (excessive asymmetry of fillet weld)
Afwijkende ongelijke beenlengte bij hoeklassen.

513 – onregelmatige (las)breedte (irregular width)
Afwijkende variatie in de breedte van de las

514 – onregelmatig lasoppervlak (irregular surface)
Afwijkende oppervlakte ruwheid

515 – holle doorlassing (root concavity)
Groef in de doorlassing als gevolg van krimp

516 – poreusheid in de wortel van de las (root porosity)
Vorming van poreusheid in de doorlassing door het borrelen van het lasmetaal tijdens het stollen

517 – slechte herstart (poor restart)
Locale oppervlakte onvolkomenheid bij een herstart van de las
5171 – onvolkomenheid in de sluitlaag (in the capping run)
5172 – onvolkomenheid in de doorlassing (in the root run)

520 – overmatige vervorming (excessive distortion)
Afwijkingen in de maatvoering door krimp en vervorming van lassen

521 – onjuiste lasafmetingen (incorrect weld dimensions)
Afwijking van de voorgeschreven afmetingen van de las
5211 – overmatige lasdikte (excessive weld thickness)
Dikte van de las is te groot
5212 – overmatige lasbreedte (excessive weld width)
Breedte van de las is te groot
5213 – onvoldoende keelhoogte (insufficiλnt throat thickness)
Werkelijke α-hoogte van de hoeklas is te klein
5214 – overmatige keelhoogte (excessive throat thickness)
Werkelijke α-hoogte van de hoeklas is te groot


Groep 6, overige onvolkomenheden
600 – Overige onvolkomenheden (miscellaneous imperfections)
Alle onvolkomenheden niet vallend onder de groepen 1 tot en met 5

601 – Onsteekplaats (Arc strike)
Lokale beschadiging van het basismateriaal oppervlak naast de las door vonken of ontsteken bij de lasnaadvoorbereiding

602 – Las spatten (spatter)
Bolletjes lasmetaal of lastoevoegmateriaal vrijgekomen tijdens het lassen en vastgehecht op het oppervlak van basismateriaal of reeds gestold lasmetaal
6021 – Wolfraam spatten (tungsten spatter)
Stukjes vrijgekomen materiaal van de wolfraam elektrode op het oppervlak van basismateriaal of reeds gestold lasmetaal

603 – Beschadiging van het werkstuk oppervlak (torn surface)
Oppervlakte beschadiging veroorzaakt door het verwijderen van tijdelijke hulpmiddelen d.m.v. afbreken

604 – Slijpgroef (grinding mark)
Lokale beschadigingen veroorzaakt door slijpen

605 – Beitelgroef (chipping mark)
Lokale beschadigingen veroorzaakt door het gebruik van beitels of ander gereedschap

606 – Onderslijping (underflushing)
Afname van de wanddikte van basismateriaal door overmatig slijpen

607 – Onvolkomenheid in de hechtlas (tack weld imperfection)
Afwijkingen als gevolg van foutief hechten
6071 – Gescheurde las of geen inbranding (broken run or no penetration)
6072 – Gescheurde las waar overheen is gelast (defective tack has been overwelded)

608 – Uitlijnigheid van tegenover elkaar liggende lasrupsen (tweezijdig lassen) (misalignment of opposite runs)
Verschil tussen de hartlijnen van twee lasrupsen gelast van twee zijden

610 – Aanloopkleuren (temper colours)
(Licht) geoxideerd oppervlak in de laszone
6101 – Verkleuring (discolouration)
Zichtbare verkleuring van het oppervlak in lasmetaal en door warmte beοnvloedde zone veroorzaakt door de warmte van het lassen en/of door onvoldoende bescherming

613 – Sterk geoxideerd oppervlak (scaled surface)
Sterk geoxideerd oppervlak in de laszone

614 – Vloeimiddel restant (flux residue)
Restant van vloeimiddel dat niet goed is verwijderd van het oppervlak

615 – Slak restant (slag residue)
Aangehechte slak welke onvoldoende is verwijderd van het las oppervlak

617 – Onjuiste vooropening bij hoeklassen (incorrect root gap for fillet welds)
Overmatige of te kleine vooropening tussen de te lassen delen

618 - Zwelling
Onvolkomenheid bij lichte metalen veroorzaakt door laswarmte te wijten aan langdurige verblijf in het stollingsgebied